Oud-leden aan het woord

OLAHW- november 2020

Mijn eerste herinneringen aan de notariële opleiding voeren mij terug naar mijn studententijd. Ik had er in 1986 drie jaren Nederlands recht erop zitten en als ik niet oppaste zou ik veel te snel met de rechtenstudie aan de toen nog Katholieke Universiteit Nijmegen klaar zijn. Daar had ik geen zin in. Langzaamaan begon ik me te oriënteren op mogelijkheden om wat langer te kunnen studeren. Op woensdag was het altijd pakkendag. Dan kwamen de notariëlen college volgen. Ik vond het wel een eigenaardig klein clubje van nooit meer dan vijftien a twintig studenten die wekelijks op woensdag college volgden bij prof. mr. E.E.A. Luijten in de Van der Grinten-zaal aan de Thomas van Aquinostraat. Het was toen al een bijzondere belevenis om bij de eminence grise van het notariaat college te volgen. Mij werd verteld dat het verstandig was om me eerst aan hem voor te stellen. Keurig, maar in spijkerbroek, stelde ik mij in de gang op zodra Luijten met zijn gevolg (mevr. mr. Meijer, destijds de universitair hoofddocente die met hem getrouwd was, en de medewerkster mevr. mr. Konings die zijn aktentas droeg) zich naar de collegezaal begaf. Enigszins nerveus stak ik mijn hand uit om hem te begroeten en mij voor te stellen. Maar van handen schudden kwam niet veel terecht want hij liep me met zijn gevolg zonder me ook maar één blik waardig te keuren voorbij de collegezaal in. Ik ging maar ietwat beteuterd naar binnen. Vooraan was voldoende plaats want de meesten zaten zowat achteraan. Nietsvermoedend ging ik vooraan zitten. Daar wachtte mij een tweede onaangename verrassing. Ik kwam in een spervuur van vragen terecht die Luijten op mij afvuurde. Ik begreep er helemaal niets meer van. Waarom toch die onvriendelijke bejegening? Op zijn minst had ik drie fouten bij hem gemaakt, zo werd me later door notariële studenten ingefluisterd: ik had een spijkerbroek aan, het initiatief om handen te schudden komt nooit van de student maar van de hoogleraar, terwijl ik niet op de voorste rij had moeten gaan zitten. Er bestond een stilzwijgende gewoonte dat zij die wilden afstuderen op de voorste rij moesten gaan zitten. Zo kon Luijten je al vóór het tentamen testen. Het was een soort voortoets waar iedereen bijzat. Wie dat niet deed kon het tentamen op zijn buik schrijven. Geheel in strijd met alle examenregels gold de regel dat de vakken Erfrecht, Huwelijksvermogensrecht, Successiewet en Wet op belastingen van rechtsverkeer in binnen een termijn van ik meen een of twee maanden allemaal met goed gevolg afgelegd moesten worden, bij gebreke waarvan alle voor die vakken behaalde punten vervielen. Je kon de tentamens dan opnieuw doen. Na het laatste tentamen werd direct de bul uitgereikt. De kans om te zakken was geenszins denkbeeldig. Heel reëel zelfs want de tentamens waren moeilijk. Dat betekende dat er bij het uitnodigen voor het afstuderen altijd enig voorbehoud moest worden gemaakt. Ik heb meegemaakt dat de familie de bloemen bij het academisch ziekenhuis konden afgeven om onverrichter zake  weer huiswaarts te keren, of dat de nipt – want met de hakken over de sloot – afgestudeerde kandidaat-notaris met wat kwartjes vol blijdschap in de telefooncel stond om het grote nieuws thuis te verkondigen: pap en mam, jullie kunnen nu komen! Maar de hoogleraar die de familie graag de hand hadden willen drukken zat al lang en breed in zijn auto richting Heerlen.

Eigenaardige lui die notariëlen, dacht ik; daar moet ik meer van weten en besloot de notariële opleiding te volgen. Bij het nemen van die beslissing was niet geheel onbelangrijk dat het straffe, doch volstrekt verouderde regime van het echtpaar Luijten in 1987 zou worden vervangen door een nog aan te stellen nieuwe ordinarius. Het gonsde al enige tijd in de gangen van de Nijmeegse rechtenfaculteit van het gerucht dat ene Van Mourik zou worden benoemd, waarvan gezegd werd dat hij ook prins Carnaval was geweest in de stad Ravenstein. Wat een verschil toen in 1987 Martin-Jan van Mourik zijn opwachting in Nijmegen maakte! Met zijn komst en – later in 1990 – het aantreden van Boudewijn Waaijer en mij als zijn medewerkers, zijn we gestaag begonnen dat Luijteniaanse conservatieve beeld van de notaris af te breken en het te vervangen door een wat eigentijdsere voorstelling van de notaris als professionele dienstverlener. De bezem ging door de notariële opleiding en ook door Nota Bene. Met het aantreden in 1988 van het geheel nieuwe bestuur Kamps, in spijkerbroek, metamorfeerde de vereniging zich. Het trok ineens ook een ander type student. Er kwam reuring in de tent. Er werd opeens veel meer geborreld, toen nog in café Trianon aan de Berg- en Dalseweg. Met de strijd rondom het erfrecht die ergens in 1991 langzaam maar zeker oplaaide, werd het ook ineens spannend om notariële wetenschap te bedrijven. Als apostelen togen Martin-Jan, Boudewijn en ik door geheel Nederland om een andere aanpak van het erfrecht te prediken. Het leek aanvankelijk onbegonnen werk om een aanhangig wetsvoorstel te veranderen, maar het lukte uiteindelijk wel. En dat moest uitbundig gevierd worden: het Groot Langstlevendebal dat op 15 mei 1996 werd gehouden. Wat hebben we een plezier gehad!

 


OLAHW- december 2020
02dec

OLAHW- december 2020

Op dit moment is mijn kantoor op zoek naar een beginnend kandidaat-notaris en waar kun je die het beste vinden? Uiteraard onder de leden...

OLAHW- oktober 2020
07okt

OLAHW- oktober 2020

Waarde lezer,  Ondanks dat ik pas een klein jaartje lid-af ben, schrijf ik met plezier een bijdrage voor de ”oud leden aan het woord”...

Onze sponsoren